Charles Dickens: A Christmas Carol

Een kerstvertelling

A Christmas Carol

A Christmas Carol van Charles Dickens kan bij de echt klassieke kerstverhalen gerekend worden.  Zo zijn er vele verfilming van uitgebracht en diende het als basis voor vele andere werken.  Hieronder vind je een stuk van het eerste hoofdstuk.

1. Marley's geest

Marley was dood, om daarmee te beginnen. Hieromtrent bestaat niet de minste twijfel. De akte voor zijn begrafenis was ondertekend door de geestelijke, door de kostervoorzanger, door de begrafenisondernemer en de eerste rouwdrager.

Scrooge ondertekende haar. En Scrooge's naam was solvent aan de Beurs voor ieder stuk, waarop hij zijn handtekening beliefde te zetten. De oude Marley was zo dood als een deurnagel.

Let wel, ik heb niet in het minst de bedoeling te beweren, dat ik uit eigen ervaring zou weten, wat voor aparts doods er aan een deurnagel is. Ik zelf zou meer geneigd zijn een doodkist-nagel als het doodste ding te beschouwen onder wat er aan ijzerwaren in de handel is. Maar in de vergelijking schuilt de wijsheid onzer voorvaderen; en mijn ongewijde handen zullen daar niet aan raken, of het ware met 's lands welzijn gedaan. Daarom zult gij mij toestaan nog eens plechtig te herhalen, dat Marley zo dood was als een deurnagel.

Wist Scrooge dat hij dood was? Natuurlijk wist hij dat. Hoe kon het ook anders? Scrooge en hij waren ik weet niet sinds hoeveel jaren compagnons. Scrooge was zijn enige executeur, zijn enige administrateur, zijn enige cessionaris, zijn enige overblijvende erfgenaam, zijn enige vriend en de enige rouwdrager. En Scrooge was zelfs niet zo terneer geslagen onder de droevige gebeurtenis, dat hij zich niet een voortreffelijk zakenman toonde op de dag der begrafenis cn deze vierde met een voordelige transactie.
Het gewag maken van Marley' s begrafenis brengt mij weer tot mijn punt van uitgang terug. Er is geen twijfel aan, dat Marley dood was. Dit moet men zich duidelijk voor de geest houden, of er kan niets wonderlijks gelegen zijn in
het verhaal, dat ik ga vertellen. Indien wij er niet volkomen van overtuigd waren, dat HamIet's vader voor de aanvang van het stuk gestorven is, dan zou er in het feit dat hij , s nachts in de oostenwind op zijn eigen wallen een wandelingetje maakt, niets merkwaardigers gelegen zijn dan in het geval van onverschillig welke andere heer van middelbare leeftijd, die het dwaze denkbeeld zou krijgen na het invallen van de duisternis op een winderige plaats, bijvoorbeeld bij de Sint Paulskathedraal, te gaan wandelen, alleen om de kwetsbare verbeelding van zijn zoon te ontstellen.

Scrooge had de naam van de oude Marley nimmer laten wegnemen. Zo stond er nog jaren boven ,de deur van de zaak: Scrooge en Marley. De firma stond bekend als Scrooge en Marley. Soms spraken mensen, die de zaak niet kenden, Scrooge met Scrooge aan, soms met Marley, maar hij antwoordde op beide namen.
Het was hem volmaakt hetzelfde. 0, maar hij was een uitzuiger, Scrooge! Een knijpende, wringende, schrapende, graaiende, hebzuchtige, oude zondaar!
Hard en scherp als vuursteen, waaruit nooit staal een flinke vonk sloeg, heimelijk, eenzelvig, en op zijn eentje als een oester. De koude, die in hem was, verstijfde zijn oude gelaatstrekken, doorbeet vinnig zijn puntige neus, rimpelde zijn wangen, verstramde zijn gang, maakte zijn ogen rood, zijn dunne lippen blauwen sprak bijtend uit zijn snerpende stem. V orstige rijm lag op zijn hoofd, op zijn wenkbrauwen en om zijn ongeschoren kin. Hij droeg zijn vriestemperatuur overal met zich mee, in de hondsdagen maakte hij zijn kantoor als ijs en hij deed die kou geen graad ontdooien met Kerstmis.

Uitwendige hitte en koude hadden weinig invloed op Scrooge. Warmte kon hem niet verwarmen en winterweer kon hem niet doen kleumen. Geen wind die blies was guurder dan hij, geen neerjagende sneeuw meer op haar doel gericht, geen slagregen onverbiddelijker voor elke smeekbede. Slecht weer had geen vat op hem. De hevigste regen en sneeuwen hagel, en buien van regen en sneeuw tegelijk, konden er zich op beroemen slechts één ding op hem voor te hebben. Die schoven nog al eens flink af, en dat deed Scrooge nooit. Niemand hield hem ooit op straat staande om hem met opgewekt gezicht te vragen: "Mijn beste Scrooge, hoe gaat het je? Wanneer zie ik je weer eens bij me?" Geen bedelaar bad hem ooit om een aalmoes, nooit vroegen kinderen hem hoe laat het was, geen man of vrouw verzocht Scrooge ooit hem de weg hierheen of daarheen te wijzen. Zelfs de honden van de blinden schenen hem te kennen en trokken, als zij hem zagen aankomen, hun eigenaars naar gangen en portieken, en kwispelstaartten alsof zij wilden zeggen: "Helemaal geen ogen te hebben is beter dan een boos oog te hebben. blinde meester!"

Maar wat kon Scrooge dit schelen? Het was juist wat hij wenste. Zijdelings zijn weg te gaan langs de drukke paden van het leven, elk menselijk medegevoel waarschuwend zich op een afstand te houden, dat was volgens hen, die hem kenden, het enige wat Scrooge verlangde.
Op zekere dag, die heuglijkste van alle heuglijke dagen des jaars, op Kerstavond, was de oude Scrooge druk bezig op zijn kantoor. Het was guur en bijtend koud, en mistig bovendien, en hij kon horen, hoe de voorbijgangers buiten in de steeg bliezen, hun armen tegen de borst sloegen en met hun voeten op de straatstenen stampten om ze te warmen. De stadsklokken hadden zo juist drie uur geslagen, maar het was al helemaal donker - het was trouwens de hele dag niet licht geweest - en voor de vensterruiten der naburige kantoren brandden kaarsen als rossige vegen op de tastbare dikke, donkere lucht. De mist drong door elke kier en door elk sleutelgat en was buiten z6 dik, dat, alhoewel de steeg een van de allernauwste was, de huizen aan de overkant spookachtige gestalten leken. Bij het zien neerslaan van die vuile damp, die ieder ding verduisterde, zou men gedacht hebben, dat de natuur hier vlakbij haar verblijf had en bezig was met brouwen op grote schaal. De deur van Scrooge's kantoor stond open, opdat hij het oog kon houden op zijn klerk, die in een klein en triest vertrekje daarnaast, een soort van bergruimte, brieven zat te copiëren. Scrooge had een bijzonder klein vuur, maar het vuur van de klerk was nog zoveel kleiner, dat het precies één brandend kooltje leek. Hij kon het echter niet bijvullen, want Scrooge hield de kolenbak in zijn eigen vertrek, en als de klerk met de schop binnenkwam, kon hij er vast en zeker staat op maken, zijn meester te horen voorspellen, dat, als dit zo doorging, zij uit elkaar zouden moeten gaan.
Daarom sloeg de klerk zijn witte das om en trachtte zich te warmen aan de kaars, in welke poging hij niet slaagde, want hij was geen man van grote verbeeldingskracht.
"Vrolijk Kerstfeest, oom! En God zegene u!" riep een opgewekte stem.
Het was de stem van Scrooge' s neef, die zo vlug was binnengekomen, dat dit stemgeluid voor Scrooge het eerste teken was van zijn nabijheid.

Ach wat: zei Srooge, onzin.
Hij had zich in de mist en in de vorstkoude zo warm gelopen, deze neef van Scrooge, dat hij er helemaal van gloeide, zijn gezicht was blozend en knap, zijn ogen tintelden en zijn adem was zichtbaar als damp.
"Kerstmis onzin, oom? Dat meent u toch niet, hoop ik?" "Dat meen ik wel!" zei Scrooge. "Vrolijk Kerstfeest! welk recht heb je om vrolijk te zijn? Welke reden heb je om vrolijk te zijn? Je bent arm genoeg."
"Kom nou," antwoordde de neef opgewekt, "welk recht hebt u om zo somber te zijn? Welke reden hebt u om zo knorrig te zijn? U is rijk genoeg!"
Scrooge, die zo gauw geen beter antwoord klaar had, herhaalde:
"Ach wat!" en liet erop volgen: "Onzin!"
"Niet zo'n mopperaar zijn, oom," zei de neef.
"Wat kan ik anders zijn," zei de oom, "als ik in een wereld van gekken moet leven als deze?
Vrolijk Kerstfeest! Naar de maan met dat vrolijk Kerstfeest! Wat is de Kersttijd anders
voor iemand dan een tijd om rekeningen te betalen :zonder het geld ervoor te hebben, een tijd, waarin je je weer een jaar ouder en geen uur rijker voelt, een tijd, om zijn boeken op te maken en iedere post, in dè loop van een vol dozijn maanden daarin opgetekend, als een dreigend ding voor je te zien? Als ik het voor het zeggen had," ging Scrooge verontwaardigd voort, , ,dan zou ik iedere gek, die rondloopt met dat vrolijk Kerstfeest op de lippen, met zijn eigen pudding gaar laten koken en hem laten begraven met een hulsttak in zijn hart. Ja waarachtig, dat zou ik doen!"
"Oom!" vermaande de neef.
"Neef," antwoordde de oom streng, "vier jij Kerstmis op jouw manier en laat mij het op mijn manier doen."
"Vieren!" antwoordde Scrooge's neef. "Maar u viert het niet. "
"Laat mij het dan negeren," zei Scrooge. "Dat het jou veel geluk brenge! Net zoveel als het je al ooit gebracht heeft."
"Er zijn veel dingen, waarvan ik het geluk had kunnen genieten, maar waarvan ik, ik moet het bekennen, niet heb geprofiteerd," antwoordde de neef. "Daar valt Kerstmis ook onder. Maar ik mag toch wel verzekeren, dat ik aan de Kersttijd, telkens als die kwam, - afgescheiden van de eerbied, die men aan zijn gewijde naam en oorsprong verschuldigd is, als men iets wat tot Kerstmis' behoort althans daarvan afscheiden kan, - steeds gedacht heb als aan een goede tijd, een vriendelijke, vergevende, liefdadige, aangename tijd, de enige tijd die ik ken in de lange kalender van het jaar, waarin mannen en vrouwen als bij onderlinge afspraak ongedwongen hun gesloten harten schijnen te openen en aan de mensen van geringe stand denken als aan werkelijke reisgenoten naar het graf en niet als aan een ander soort van schepsels, op weg naar een andere bestemming. En daarom, oom, al heeft die tijd ook nooit het geringste stukje goud of zilver in mijn zak gebracht, geloof ik, dat hij mij goed gedaan heeft en mij zal blijven goed doen, en ik zeg: God zegene hem!"
De klerk in het berghok klapte onwillekeurig in de handen.
Maar het onvoegzame daarvan onmiddellijk inziende, pookte hij in het vuur, en doofde daarmede het laatste vonkje voorgoèd uit.
"Als ik van jou nog één geluid hoor," zei Scrooge, "kun je Kerstmis vieren met het verlies van je betrekking."
Toen wendde hij zich weer tot zijn neef en zei: "Je bent een uitstekend redenaar, mijnheer.
Ik vraag me af, waarom je geen lid wordt van het parlement."
"Wees niet boos, oom. Toe, kom morgen bij ons eten."
Scrooge zei dat hij hem eerder wilde zien. . ., ja, dat zei hij. Hij gebruikte de hele uitdrukking en zei, dat hij hem eerder in dat uiterste wilde zien.
"Maar," riep Scrooge's neef uit. "Waarom?"
"Waarom ben je gaan trouwen?" vroeg Scrooge. "Omdat ik verliefd was."
"Omdat je verliefd was," smaalde Scrooge, alsof dat het enige ding ter wereld was wat nog belachelijker was dan een vrolijk Kerstfeest, "goede middag!"
"Komaan, oom, maar voor mijn huwelijk kwam u mij toch ook nooit opzoeken! Waarom geeft u dit nu als reden op?"

"Goede middag," zei Scrooge.
"Ik verlang niets van u, ik vraag u om niets. Waarom kunnen wij geen vrienden zijn?"
"Goede middag," zei Scrooge.
"Het spijt mij van ganser harte, dat u zo op uw stuk blijft staan.
Wij hebben nooit een kwestie gehad, waarin ik tegenover u stond.
Maar ik heb mijn best gedaan om wille van Kerstmis, en ik zal mijn Kersthumeur tot het laatste toe bewaren. En daarom, oom: een vrolijk Kerstfeest!"
"Goede middag," zei Scrooge. "En een gelukkig nieuwjaar!"
"Goede middag," zei Scrooge.
Zijn neef ging desondanks zonder een onvriendelijk woord de kamer uit. Bij de andere deur bleef hij even staan, om de wens van de dag te richten tot de klerk, die, zo koud als hij was, warmer was dan Scrooge, want hij gaf hem hartelijk zijn wens terug.
"Daar heb je er nog zo een," bromde Scrooge, die het, gehoord had; "mijn klerk met vijftien shillings per weeken een vrouwen een huishouden praat ook al van een vrolijk Kerstfeest! Ik ga naar een gekkenhuis!"

Tags

Kerstsite.be is de opvolger van pinklichtjes.milieusite.be. Wij brengen je een heel jaar lang in kerstsfeer met verhalen, gedichtjes en diverse tips en tricks die je kan toepassen in heel je huis, van in de keuken tot in de tuin en je woonkamer.

Verloren Maandag
In een groot stuk van de provincie Antwerpen eten ze worstenbrooden of...
Driekoningen
Waar komen toch die speciale gebruiken vandaan op 6 januari voor Driek...
© 2024 - Kerstsite.be - Alle rechten voorbehouden.