Loop maar gewoon met Jozef mee

Loop maar gewoon met Jozef mee

Dit is een verhaal uit het boek 'Beroemde kerstverhalen' waarin verschillende mooie verhalen staan. Dit verhaal is van de hand van Simone Schell die je misschien wel kent van 'De nacht van de heksenketelkandij' (1974) of van 'De kinderen Joesoepof ' (1996).

‘Jij zal niet Maria worden.’ Dat brulde de wind door de bomen die op omgekeerde heksenbezems leken. Dat stond geschreven in de vuile grijze lucht. Het zakte als lood in mijn nieuwe schoenen en drukte me als een duikelaar tegen de straatstenen. ‘Thijs wordt Jozef, Trix wordt de engel Gabriël … en jij wordt niets.’
Ik worstelde mij door de natte bladerpap op straat en Trix en Thijs en de anderen gleden voor mij uit.
Die dag vergeet ik nooit.
De avond daarvoor had ik nog zo bloedig geoefend.
Een handspiegel meegenomen naar de wc. Het enige plekje in ons huis waar je onbespied was. Ik keek heel heilig en was een glimlachende Madonna. ‘Jozef,’ fluisterde ik (soms per ongeluk Thijs). ‘Ik ben vervuld van grote blijdschap. Ik geloof dat ons kind komt.’ De handdoek om mijn hoofd gedrapeerd. Heel mooi en heel echt.
‘ Meester Koenen,’ bad ik. ‘Maak mij Maria en Thijs Jozef.’
Ik leek wel gek.
Een schaap zou ik misschien worden. Blèrend voor Thijs z’n voeten mogen rondkruipen. Oren in mijn haar, een deken over mijn rug en voor de echtheid een beschamend stomp staartje. ‘Niets.’ beet een ijzige wind recht in mijn te grote muts. Ik keek naar Thijs en besloot: als dat zo is, dan ga ik iets vreselijks doen. Iets vreselijks met Kerst.

In de gymzaal stond meester Koenen al op het toneel.
‘ Niet iedereen kan natuurlijk een rol krijgen in ons kerstspel,’ riep hij.
Dat was een overbodige mededeling.
Roerloos stond ik te midden van een meute opgewonden kinderen en ik hoopte nog even dat de felle lampen mij een krans van heiligheid zouden geven. Een stille vingerwijzing voor meester Koenen.
Thijs, Trix, Wiebeke en al die andere werden naar voren geroepen.
‘ Maar wij hebben jullie allemaal nodig om er ook dit jaar weer een groot succes van te maken,’ vervolgde meester Koenen genadeloos. En ik haatte hem.
Ik werd ingedeeld bij de groep die het decor moest helpen maken.
‘ Leuk hè? Wij mogen de stal schilderen en sneeuw maken,’ gniffelden enkele domoren, die niet begrepen welk een vernedering zij zojuist hadden ondergaan.
De hele ochtend rolde ik schuimplasticverpakkingsmateriaal tot korrels tussen mijn handen. ‘In Bethlehem sneeuwt het helemaal niet,’ zei ik. ‘We zitten al die malle sneeuw voor niets te maken.’
Maar naar mij werd niet geluisterd.

Mijn moeder vermaakte met een voorhoofd vol druppeltjes onze bruidsmeisjesjurken tot één prachtige engelenjurk voor Trix.
Ik hing aan tafel en zinde op wraak.
Ik kon bijvoorbeeld ergens gaan liggen doodvriezen, verzon ik. Met een doosje lucifers en een laatste korst brood. Ergens bij een donkere rivier, terwijl zij naar het kerstspel ware.
‘ Jij mag vast volgend jaar engel zijn,’ troostte mijn moeder met spelden tussen haar tanden.
‘ Er is voor mij geen volgend jaar,’ sprak ik onheilspellend.
Maar mijn moeder was niet onder de indruk. Vermoedelijk hoorde zij niet eens wat ik gezegd had.
‘ Waar is die verdomde schaar nou weer.’ zei ze.

Ik staarde op mijn kamer uit het raam naar de heksenbezems en ineens wist ik wat mij te doen stond.
Ik zou er met kerst niet zijn. Ik ging kerst vieren bij het verschrikkelijke echtpaar tante Suus en oom Wil.
In een kort en bondig briefje kondigde ik mijn komst aan en het leven ging verder.
Mijn moeder modderde met de vleugels die Trix niet groot en mooi genoeg konden zijn, toen de telefoon ging.
De vreselijk verschrikkelijke tante Suus! Zij belde om te zeggen dat ik welkom was. Dat zij en Wil meestal naar hotel de Zwaan gingen met kerst, maar deze keer voor mij wel thuis bleven.
Ik hoorde mijn verbaasde moeder tegensputteren, maar tante Suus wist niet van wijken.
Ik bereidde mij voor op een gruwelijke kerst en huilde in het geniep tranen met tuiten.
Mijn vader bracht me. Met een koffer vol verrassingen (dachten ze, maar die had ik als levensgrote verwijten op mijn bed achtergelaten).
Ik zag in de ogen van tante Suus die verwondering … Waarom wil dat kind in vredesnaam bij ons zijn met kerst. Waren ze dan toch aardige mensen?
Daar zat ik. Tegenover oom Wil die verlegen naar de punt van zijn pantoffel keek. Voor het raam stond een miezerig kerstboompje met zes doffe ballen en wat kaarsjes die niet mochten branden. ‘Want dat was gevaarlijk,’ zei tante Suus.
Die avond voor kerst, aten wij taaie kerstkrans, speelde oom Wil niet onverdienstelijk voor verschrikkelijke sneeuwman en speelden wij uren lang domino.
Ik kroop tussen ijskoude lakens en voelde tot mijn spijt een hete kruik aan mijn voeten.
Zoiets als doodvriezen, dacht ik, maar dan met verbrande voeten. ‘Morgenochtend is er een kerstspel in onze kerk,’ zei tante Suus, die mij onwennig welterusten kuste. ‘Daar gaan we fijn naartoe.’
Ik voelde haar bibberwangen en overwoog even of ik haar van Thijs zou vertellen en van Wiebeke, de Maria met de wipneus en de lachwangen. Maar wat had dat nog voor zin?

Wij kwamen veel te vroeg en zaten vooraan in de kerk. Achter een deur die af en toe openzwaaide zag ik verklede kinderen hollen. Het orgel speelde kerstliederen en ik dacht dat mijn arme hart zou breken van verdriet en ellende.
Ik begreep niets van het plotselinge geroezemoes, maar tante Suus sjorde mij van mijn plaats en duwde mij de sacristie in. ‘Mijn nichtje! Hier, mijn nichtje, die kan wel voor Maria spelen,’ kwetterde ze.
Alle verklede kinderen kwamen om mij heen staan. Op een bankje lag een klappertandende Maria. Bliksemsnel werd zij door tante Suus van haar kleren beroofd en even later was ik Maria.
‘ Je hoeft niets te zeggen,’ zei een vriendelijke dame die mijn lippen rood maakte en mijn gezicht poederde. ‘Loop maar gewoon met Jozef mee.’
Maar dat had ze gedacht.
Dit zou de rol van mijn leven worden.
Als een bruid en bruidegom schreden Jozef en ik de kerk binnen. ‘Oh Jozef,’ zei ik. ‘Ik ben vervuld van grote blijdschap. Ik geloof dat ons kind komt.’
Ik griste de pop uit de kribbe en beval Jozef die onder mijn rok uit te halen. Tegen een stamelende engel Gabriël riep ik: ‘Laat maar die blijde boodschap! Het wonder is er al. Is-ie niet prachtig mijn klein Jezus? Hij is gekomen voor de vrede en er is nog wel overal oorlog maar daar kan mijn kleine schat ook niets aan doen.’
Ik wiegde mijn pop hartstochtelijk en nodigde al die sprakeloze herders en wijzen uit om op kraambezoek te komen.
Ik praatte honderduit en genoot.
Was al dat geklap voor mij?
Ik boog en boog tot ik er duizelig van werd en ik zag oom Wil lachen als de verschrikkelijke sneeuwman.
Toen mama belde om te vragen hoe het met mij was, zei ik: ‘Oh, oom Wil ligt wat gezellig te snurken bij de kachel, tante Suus is naar d’r aangebrande haantje in de keuken en ik ben Maria geweest in de kerk. IK HEB HET HEERLIJK.

Tags

Kerstsite.be is de opvolger van pinklichtjes.milieusite.be. Wij brengen je een heel jaar lang in kerstsfeer met verhalen, gedichtjes en diverse tips en tricks die je kan toepassen in heel je huis, van in de keuken tot in de tuin en je woonkamer.

Verloren Maandag
In een groot stuk van de provincie Antwerpen eten ze worstenbrooden of...
Driekoningen
Waar komen toch die speciale gebruiken vandaan op 6 januari voor Driek...
© 2024 - Kerstsite.be - Alle rechten voorbehouden.